Geplaatst door Hans Roodenburg op 13
september, 2014 - 19:00
©
Europees Hof van Justitie in Luxemburg, bron: BiiJii / Wikimedia Commons
De missie van het
Europese Hof van Justitie: meer 'Europa'.
Asscher: 'zwaar
teleurgesteld'
De afgelopen week stond natuurlijk in het teken van de aanstaande benoeming van
minister Timmermans tot eurocommissaris voor spek en bonen. Ook werd bekend dat
minister Asscher als pacificator mag gaan optreden in de maatschappelijke
discussie over Sint en Piet. Dat gaat dus lekker met onze PvdA-bewindslieden.
Of dit alles om te lachen is of om te huilen laat ik graag aan de lezer over.
In ieder geval niet om te lachen is de voor Nederland zeer nadelige uitspraak
van het Europese Hof van Justitie over schijnconstructies inzake buitenlandse werknemers, welke uitspraak bij minister
Asscher - en
niet alleen daar - bijzonder slecht is gevallen ('zwaar
teleurgesteld'). Dat kon de veelgeplaagde bewindsman er zo vlak voor het
weekend nog net bijhebben.
Werkgelegenheidproject
voor rechters
Voordat we op de zaak zelf ingaan, eerst nog even over dat Europese
Hof van Justitie. Dit hof, niet te verwarren met het 'mensenrechtenhof'
in Straatsburg, is een EU-instelling die zetelt in Luxemburg. Het heeft als
voornaamste taak om als scheidsrechter op te treden bij geschillen over de
interpretatie van EU-regels. Zaken genoeg. De EU-regelgeving nodigt nu eenmaal
uit tot geschillen. Enigszins gechargeerd zou je kunnen stellen dat de EU is
opgezet als werkgelegenheidsproject voor EU-rechters en hun staven, om over
advocaten maar te zwijgen. Die EU-regels zijn naar hun
aard doorgaans politieke compromissen tussen landen met tegengestelde belangen,
waarbij zowel de kool als de geit moeten worden gespaard. Dat leidt vanzelf tot
vage en voor meer dan één uitleg vatbare teksten. Maar dit is niet de enige
reden dat zaken voor het Hof worden aangespannen. Een andere reden heeft te
maken met onduidelijkheden rond de afbakening van bevoegdheden tussen het
nationale en het supra-nationale niveau.
Juridisch landjepik
Van dat laatste een voorbeeld ter illustratie. Ooit ontstond in EU-gremia heibel over de strafmaat voor bepaalde mileudelicten. De
eurocraten wilden daarover bindende EU-regels. Maar, aldus de tegenstanders van
dit initiatief: de afspraak was toch dat het strafrecht een nationale
bevoegdheid blijft? Daar hadden de eurocraten geen boodschap aan, want die
beriepen zich op de afspraak dat mileubeleid wel
een bevoegdheid van de EU is. Hoe het in dit specifieke geval verder is gelopen
is mij ontgaan, maar het laat zien met welk type redeneringen de eurocraten
steeds meer bevoegdheden naar zich toe proberen te trekken. En dat ook het
Europese Hof langs deze lijnen denkt wordt treffend geïllustreerd door de
uitspraak die minister Asscher deze week in het verkeerde keelgat schoot.
Hek van de dam
Dan nu de zaak zelf. Die gaat over de tewerkstelling van werknemers van buiten
de EU (voor EU mag men ook lezen EER). Het
is nog steeds een nationale bevoegheid om hiervoor regels te stellen. Nederland
verleent aan werknemers van buiten de EU alleen een werkvergunning als
aannemelijk wordt gemaakt dat in Nederland en de rest van de EU geen geschikt
aanbod kan worden gevonden, de zogenaamde 'arbeidsmarkttoets'. Aldus kan worden
voorkomen dat werkonwillige uitkeringstrekkers zich al te gemakkelijk aan hun
verplichtingen kunnen onttrekken. Terzijde: voor hoger
gekwalificeerden geldt een soepeler regiem. So
far so good. Of toch niet?
Het Reformatorisch
Dagblad bericht:
In een zaak over energieleverancier
Essent oordeelde het hof donderdag dat die vergunningsplicht in strijd is met
de vrijheid van dienstverlening in Europa. [...] De uitspraak van het hof
draait om een zaak waarbij Essent aan een Nederlands bedrijf had gevraagd
steigers te bouwen. Dit bedrijf liet dit vervolgens uitvoeren door een Duits
bedrijf, waar 29 Turken, een Marokkaan en drie arbeiders uit voormalig
Joegoslavië werkten. Volgens de Nederlandse arbeidsinspectie mocht dit niet,
omdat de vreemdelingen geen Nederlandse tewerkstellingsvergunning hadden.
Weliswaar gaat het in deze
zaak om werknemers van buiten de EU, maar het Duitse bedrijf dat als
uitzendbureau fungeert, is vrij om zijn diensten in Nederland aan te bieden,
ongeacht waar de betrokken werknemers vandaan komen.
Het hof maakt dus een afweging ten nadele van de nationale bevoegdheid
(werkvergunning) en ten gunste van de supra-nationale regeling (vrij verkeer
van diensten). Over de precedentwerking van deze uitspraak hoeven we geen
illusies te koesteren. De werkvergunning en de arbeidsmarkttoets kunnen
voortaan omzeild worden. Werkonwillige uitkeringstrekkers kunnen opgelucht
ademhalen en de deur wordt wagenwijd opengezet voor verdringing van Nederlandse
werknemers door onderbetaalde buitenlanders. Dit alles onder het motto: meer
'Europa'.